Home : Curaçao en Aruba : Artikel Economie Nederlandse Antillen
Start
Micromacro Consultants
Photos
Projects
Downloads
Contact
Nederlands
Micromacro Consultants
Fotos
ProjectenNL
CuracaoAruba
DownloadsNL
Route
Introductie Wat is Curalyse? Wat is MARUBA? Artikel Economie Nederlandse Antillen
Antilliaanse Economie, door Marein van Schaaijk, Bas van Tuijl en Jeroen Reijnen *

Introductie

De Antillen worden vanuit Nederland vaak als een probleem gezien. Vanuit Caribisch perspectief zijn ze echter een succes verhaal. Na een dramatisch verlies aan overheidsinkomsten uit de off shore heeft men de tering naar de nering gezet en het ambtenarenapparaat op Curaçao met een derde ingekrompen. Wel is er (net als ook in Nederland) nog zorg over de hoge schulden van de overheid. De belangrijkste export, toerisme, is de laatste jaren gegroeid. Het inkomen per hoofd is inmiddels zo hoog, dat de Antillen ook officieel niet meer tot de ontwikkelingslanden worden gerekend. En verdere groei wordt verwacht. Nederland gaat vanaf dit jaar geen ouderwetse projecthulp meer geven, maar output georiënteerde financiering van een ontwikkelingsfonds. Er zijn afspraken gemaakt dat de Antillianen met het geld zullen zorgen voor de realisatie van exact overeengekomen doelstellingen wat betreft groei aantal toeristen, aantal werknemers in bedrijven en vermindering van aantal personen met een inkomen beneden de netto duizend Antilliaanse guldens (circa 500 € ) per maand..   


                       

Baai op Curaçao

Toerisme is het belangrijkste export product op de Nederlandse Antillen. Zo heeft Curaçao een grote verscheidenheid aan baaien met elk hun eigen charme. De kleinere eilanden St. Maarten, Bonaire, St. Eustatius en Saba zijn eveneens paradijselijk. Meer informatie over Curaçao vind u hier

Antilliaanse Economie in perspectief

De Antillen behoren in de Caribische regio tot de economieën met het hoogste BBP per hoofd, een indicator voor de productiviteit. In grafiek 2 wordt een overzicht gegeven van de BBP’s per hoofd van landen in de Caribische regio. De Nederlandse Antillen is te vinden in de top vijf. Op kleine afstand volgen enkele Franse eilanden, althans in $ in het jaar 2001 gaat. (Vanwege wisselkoets fluctuaties € / $ kan dat van jaar tot jaar verschillen). Het buurland Venezuela vinden we terug met een BBP per hoofd dat maar een derde is van dat op de Nederlandse Antillen. In andere delen van de regio is het nog slechter gesteld. Conclusie: de Nederlandse Antillen zijn paradijzen van welvaart vergeleken met het grootste deel van de regio.

Na deze vergelijking van niveaus bezien we ook de ontwikkeling van de productiviteit, waarvoor we het reële BBP per hoofd als indicator nemen in de ‘’Dutch Caribbean’’. Zie de navolgende grafiek. De cijferreeks start in 1954, het jaar dat de Nederlandse Antillen en Suriname autonoom werden. Aruba en St. Maarten zitten inmiddels in de richting van het Nederlandse niveau. In Suriname heeft men een desastreus beleid gevoerd en is veel kader weggetrokken en de enorme ontwikkelingshulp lijkt er slechts bestedingseffecten teweeg te hebben gebracht, maar geen groei (zie www.stuseco.org). Op Curaçao is er weer groei, na een periode van stagnatie.

Grafiek 1: Hoogte van het BBP per Hoofd in 2001 in dollars voor een aantal Caribische economieën

Bezuinigingen in perspectief

Die stagnatie had als belangrijke oorzaak het drastisch ineen zakken van een belangrijke deviezenbron. De Curaçaose overheid kreeg tot medio jaren tachtig steeds meer inkomsten uit de financiële offshore (bedrijven die hun zetel, althans postbusadres vestigden op Curaçao vanwege de lage belastingen voor postbus maatschappijen). Midden jaren tachtig ging het om circa 400 miljoen NAG per jaar dat als het ware als manna uit de hemel viel. Daarna werd het steeds minder, tot 100 miljoen NAG in het jaar 2000. Bijgevolg waren drastische tekort beperkende maatregelen nodig.

  Door deze maatregelen zoals verhoging indirecte belastingen en verminderen van het aantal ambtenaren werd het financieringstekort verlaagd, maar het had onvermijdelijke negatieve effecten op de economische groei. Met het Antillyse model kan men nabootsen wat voor effecten. Antillyse is een macro economische database plus model voor ieder eiland (Curaçao, Bonaire St. Maarten, St. Eustatius en Saba) apart en voor het totaal. Het staat als shareware op www.micromacroconsultants.com  Zie daar voor uitleg.

Met Antillyse kan men bijvoorbeeld berekenen wat het effect zou zijn op de economie van Curaçao van 300 mln. minder financiële offshore opbrengsten in combinatie met verhoging van de indirecte belastingen van eveneens 300 mln. NAG. De hogere indirecte belastingen verslechteren de concurrentiepositie, waardoor de productie daalt en de overheid wat dat betreft minder belastinginkomsten krijgt. In enkele stappen verhogen we daarom de indirecte belastingen nog verder, totdat er geen effect meer is op het financieringstekort. In totaal gaat het dan om 420 mln. meer indirecte belastingen. Dat geeft een verslechtering van de deviezenvoorraad en een reële daling van het BBP van gecumuleerd 12 %.

Door de tekortbeperkende matregelen is een ramp zoals in Suriname gebeurde voorkomen, maar wel voor de prijs van gecumuleerd 12% minder reële BBP groei. Verbazingwekkend is dat het BBP per hoofd desondanks reëel toch nog is toegenomen op Curaçao.

 

P.M. prijs € in USA$ in 2000: 0,92, in mei 2004: 1,20, NAG is gekoppeld aan dollar

Ontwikkelingshulp in perspectief

De belangrijkste deviezenbron op de Antillen is toerisme (op Curaçao ook olieraffinage en haven gebonden activiteiten). Daarnaast zijn er inkomsten uit ontwikkelingshulp. Omgerekend per hoofd van de bevolking is dat zelfs erg veel in vergelijking met de ontwikkelingshulp naar andere landen. Dus vanuit Nederlands perspectief lijkt die hulp heel belangrijk. Omdat men op de Antillen een hoog BBP per hoofd heeft, is het belang van de hulp echter relatief beperkt. Met behulp van het Antillyse model kan ook het belang van de hulp worden afgetast. De Nederlandse hulp aan de Antillen bestaat uit diverse componenten. De gemiddelde ontwikkelingshulp per jaar uit Nederland bedroeg volgens de tabellen op de homepage van de Centrale bank de laatste decennia gemiddeld 85 mnl. NAG per jaar, terwijl men in de BZK begroting een bedrag van 135 mln. Euro voor de Nederlandse Antillen en Aruba vindt (een Euro is circa 2 NAG). Het verschil wordt deels verklaard uit het feit dat in het bedrag op de BZK begroting ook een aanzienlijk gedeelte wordt besteed aan rechtshandhaving (waaronder de Kustwacht) en dat hierin ook de kosten van de gouverneur en ambtenaren zitten, Aruba, Nederlandse bijdrage aan het Solidariteitsfonds, toeslagen op pensioenen van Nederlandse ambtenaren die ooit op de Antillen werkten, schuld- aflossing en rentebetaling etc.

We presenteren hier de resultaten van een exercitie met Antillyse en bezien wat het bestedingseffect is van 85 mln. NAG (circa 40 mln. Euro) in de vorm van extra overheidsinvesteringen op de economie. We vinden dat bij zo’n impuls, gefinancierd uit het buitenland, de deviezenvoorraad verbetert en dankzij extra belastinginkomsten het financieringstekort verminderd. We veronderstellen dat die ruimte wordt benut voor extra overheidsinvesteringen. Na verhoging van die investeringen is er weer een, nu veel kleiner effect op het tekort. Na enige iteraties blijkt dat de overheidsinvesteringen met 20 mln. NAG extra kunnen worden verhoogd zodat dan in totaal het effect op deviezenvoorraad en overheidstekort vrijwel nul is. Deze impuls inclusief de extra investeringen geven een BBP verhoging van reëel 1,2 % gecumuleerd.  In % van het (op de Antillen betrekkelijk hoge) BBP zijn de bestedingseffecten van de hulp dus marginaal. In deze exercitie hebben we echter de programma effecten (de duurzame effecten) van de hulp nog geheel verwaarloosd. De bestedingseffecten van de hulp treden op ongeacht of de hulp zinvol (met programma effecten) of zinloos wordt gebruikt. Bij de programma effecten van de hulp kan men denken aan de gunstige duurzame effecten van beter onderwijs, goede infrastructuur zowel fysiek als bestuurlijk, stimulans van particuliere investeringen in de exportsector (door marketing van de overheid stijgt de bezettingsgraad van hotels, en dat kan voor ondernemers een signaal zijn om uit te breiden).

Het schatten van de programma effecten van de hulp voor het verleden valt buiten het kader van dit artikel. Voor de toekomst hebben we die wel becijferd in het kader van de ‘’base line studie duurzame economische ontwikkeling van ieder van de eilanden van de Nederlandse Antillen, zie verder. Gelet op enerzijds het hoge BBP per hoofd op de Antillen in Caribisch perspectief, en anderzijds bestedingseffecten van de hulp van niet veel meer dan 1% van het BBP, is het denkbaar dat goed economisch beleid, waaronder goede besteding van de economische hulp, de relatieve welvaart van de Nederlandse Antillen mede kan verklaren.

 
Handelskade Curaçao

Vanuit het Caribisch perspectief dat in dit artikel is gekozen komt men dus tot heel andere conclusies dan men vaak hoort vanuit het problematiserende perspectief vanuit Nederland. Vanuit Nederland bezien is er namelijk een ernstig armoede probleem op de Nederlandse Antillen. Dat wordt bevestigd door de volgende tabel:



Bron van de aandelen in totaal inkomen: Sociale foto Nederlandse Antillen, 2000. Op basis daarvan en cijfers van BBP per hoofd uit Antillyse is de slotkolom door ons berekend op basis van de wisselkoers, zonder correctie voor prijsverschillen.

Daaruit blijkt dat de laagste 20% onder de inkomenstrekkers op Curaçao slechts 5% van het totale nationale inkomen hebben, en niet veel meer dan een derde van wat hun Nederlandse collega’s hebben. Binnen die groep is het bij de allerlaagste inkomens nog erger, want de ‘’onderstands uitkering’’ op Curaçao is 282 NAG per maand voor een ongehuwde en in Nederland is dat circa 750 Euro per maand. Vanwege de relatieve welvaart op de Antillen is het echter toch een zeer interessante vestigingsplaats voor arbeid uit de regio. De hoogste 20% van de inkomen trekkers zit veel dichter bij het Nederlandse niveau. Voor bijvoorbeeld pas afgestudeerde academici zijn de salarissen op Curaçao vrijwel gelijk aan die in Nederland. Bijgevolg kan Curaçao voor kader functies internationaal concurreren. Anders dan Suriname met zijn sterk genivelleerde inkomensverdeling, heeft Curaçao veel kader behouden of kunnen aantrekken, waardoor het een, vanuit Caribisch perspectief, goed bestuur heeft. Tegelijkertijd kan de toeristische export internationaal concurreren, omdat de lonen voor het lagere personeel niet zoveel boven het Caribische niveau liggen, terwijl dank zij goed bestuur de productiviteit beter is. Dat op de Nederlands Antilliaanse eilanden de arbeidsmarkt aan zowel de onderkant als de bovenkant marktconform is, impliceert echter wel een inkomensverschil tussen rijk en arm dat liefst twee keer zo groot is als in Nederland. Alle reden dus voor een beleid gericht op verdere groei van de economie

 
Economisch beleid

Dit artikel heeft als titel ‘’Antilliaanse economie’’, maar eigenlijk gaat het om 5 aparte economieën. Het aandeel van de intra handel tussen de eilanden is namelijk slechts 2% van de totale export. In Europa (EU15) is dat bijna 50%. Er is (nog) wel een bestuurlijk maar eigenlijk geen economisch verband tussen de 5 eilanden van de Antillen.   

In de afgelopen decennia heeft het economisch beleid op de eilanden zich geconcentreerd op investeringen in de infrastructuur (luchthavens, zeehavens, toeristische en industriële faciliteiten). Verder zijn geografische voordelen uitgebaat op het gebied van olieraffinage (Curaçao) en oliedistributie (Bonaire en Sint Eustatius) en heeft ook de vestiging van medical schools (met voornamelijk studenten uit USA) bijgedragen aan de economische ontwikkeling. Voor structureel, samenhangend macro-economisch en fiscaal beleid was aanvankelijk minder noodzaak en aandacht tot medio jaren 1990. Toen was echter de deviezenvoorraad geslonken tot een gevaarlijk niveau en waren schulden van de overheid sterk opgelopen. Het accent van het beleid werd noodgedwongen gericht op het herstel van de betalingsbalans en bezuinigingen. Geleidelijk aan kwam daarbij het besef dat tegelijkertijd economische groei en een beter investeringsklimaat meer prioriteit vereisen. Met hulp van internationale instituties, maar voornamelijk op eigen kracht, zijn vanaf 2001 meer evenwichtige economische beleidsprogramma’s ontwikkeld waarin een balans is gezocht tussen solide macro-economisch en fiscaal beleid, een aantrekkelijk investeringsklimaat met een meer efficiënte en faciliterende overheid, en stimulering van specifieke exportsectoren. Nu bestaan op alle eilanden en op Landsniveau, meerjaren ontwikkelingsprogramma’s die internationaal gezien voorop lopen wat betreft compactheid, concrete prioriteiten, en scherpe doelstellingen en targets. Omdat plannen gemakkelijk plannen kunnen blijven, ook of misschien zeker op de Antillen, is veel aandacht besteed aan uitvoering, realistische financiering, risico’s en het meten van effecten en monitoring. In het kader van de zogenoemde Baselinestudie Duurzame Economische Ontwikkeling Nederlandse Antillen zijn alle (vaak al bestaande) economische programma’s geactualiseerd, en scherp geformuleerd wat betreft op te lossen knelpunten en doelstellingen. Verder hebben alle eilanden en land het ‘aangedurfd’ om middels economische scenario’s specifieke, objectief te meten targets te stellen, onder andere op het gebied van macro-economische groei, werkgelegenheid en sociaal-economische ontwikkeling. Dit geeft tevens de basis voor een vernieuwing van de wijze van Nederlandse ontwikkelingssamenwerking waarbij output en resultaat, en eigen verantwoordelijkheid en ‘accountability’ van de Antillen, centraal staan.

Omdat de eilanden hun eigen karakteristieken en autonome verantwoordelijkheid hebben voor economische ontwikkeling, concentreert het economische programma van de Landsregering zich op stimuleren, reguleren en coördineren. Acties en investeringen ter verbetering van het algemene investeringsklimaat, marktwerking, ‘fair competition’ en internationale handelsmogelijkheden vormen de kern van het Landsprogramma.   

Al met al staan publieke investeringen van in totaal 310 miljoen Antilliaanse guldens op het programma voor de komende vier jaar, gezamenlijk gefinancierd door de lokale overheden en uit ontwikkelingsmiddelen van Nederlandse en andere donoren. Daarnaast wordt verwacht dat de private sector, middels directe spin-off investeringen, publiekprivate samenwerking en cofinanciering van activiteiten, een aanvullende 247 miljoen zal investeren. Deze publieke en private investeringen samen (in totaal meer dan 550 miljoen Antilliaanse guldens in de komende vier jaar) zullen een direct effect hebben op de groei van toerisme, logistiek en andere export activiteiten, evenals op de productiviteit en efficiency in de economie. Als gevolg hiervan zullen de werkgelegenheid en werkloosheid, en andere macro- en sociaal-economische indicatoren positieve effecten laten zien. Onderstaande tabel geeft een samenvatting van de verwachte effecten van de economische programma’s. Het gaat daarbij om het gecombineerde effect van Nederlandse hulp, eigen investeringen van de eilandelijke overheden en door dat geld en goed macro beleid uitgelokte directe particuliere investeringen. Die combinatie leidt tot programma effecten (duurzaam hogere werkgelegenheid etc.). Zonder die combinatie leidt hulp slechts tot tijdelijke en marginale bestedingseffecten.



Bron: Antillyse model en Antiltax, staan als shareware op www.micromacroconsultants.com
 

Als direct gevolg van die combinatie wordt onder andere een extra groei van 79.000 (+11%) verblijfstoeristen verwacht, zal het BBP met een extra 1.8% stijgen (ongeveer 450 miljoen Antilliaanse guldens), zullen er 4200 banen worden gecreëerd en zal de werkloosheid met 3 procentpunten dalen.

Conclusie:

Per hoofd van de bevolking is de Nederlandse hulp aan de Antillen buitengewoon hoog. Maar in procenten van het BBP gaat het om een marginaal verschijnsel. Dat komt omdat het BBP per hoofd op de Antillen vrij hoog is.  Ze worden daarom niet meer tot de ontwikkelingslanden gerekend. De lonen zijn zowel aan de bovenkant (Europees) als aan de onderkant (Caribisch) marktconform. Dat impliceert echter binnen de eilanden grote verschillen en spanning. Veel extra economische groei is nodig om de armoede te bestrijden. De hulp is wat betreft bestedingseffecten te verwaarlozen, maar het is goed mogelijk dat de relatief hoge welvaart mede door de programma effecten (goed gebruik van de hulpgelden in combinatie met private investeringen) kan worden verklaard. Voor de toekomst is afgesproken, dat de effecten van de hulp zullen worden getoetst aan meetbare grootheden zoals het aantal arbeidsplaatsen. Door die zakelijke afspraken kan de spanning, veroorzaakt door verschil in Nederlands en Caribisch perspectief, verminderen.  

Noten *) De auteurs zijn (Jeroen free lance) verbonden aan Micromacro Consultants, een onafhankelijk Nederlands bureau dat momenteel modelbouwprojecten uitvoert in Indonesië (Wereldbank), Ethiopië (UNDP), Kenia (EU), Kroatië (USAID) en Curaçao (DEZ Curaçao). Van oktober 2003 tot februari 2004 werd in opdracht van de Antilliaanse Regering de ‘’baseline studie duurzame economische ontwikkeling uitgevoerd’’, zie meer informatie op www.micromacroconsultants.com    De auteurs danken de volgende medewerkers van DEZ Curaçao voor hun samenwerking: ir. Luelo Girigorie, drs. Candice Henriquez, Chiquita Kotzebue, drs. Henk van Maanen, drs. Lesly Sendar, zonder dat ze daarmee medeverantwoordelijk zijn voor dit artikel.